Hallo en welkom terug bij de Geschiedenis van de Romeinen. Aflevering 8: Het Gepeupel


Met de overwinning op de Latijnen van de vorige aflevering had Rome voorlopig haar positie weer grotendeels teruggekregen. Er ontstond ruimte om een andere prangende kwestie te bespreken, die van de rechten van de bevolking. De honderd senatoren die door Romulus in aflevering drie een speciale positie hadden gekregen in de Romeinse staat, waren door Romulus ingedeeld in een speciale stand van zogenaamde patriciërs. Lidmaatschap voor deze stand was overerfbaar via de vader, waardoor de afstammelingen van de de originele patriciërs nu ook patriciër waren.


Deze stand werd soms aangevuld, zoals met de Curiatii na de verwoesting van Alba Longa en de Claudii toen Attus Clausus vorige aflevering werd toegelaten. Verder was het een vrij gesloten geheel waarbij lidmaatschap moeilijk te bereiken was en waarbij patriciërs elkaar de hand boven het hoofd hielden. Er ontstonden grote verschillen in rijkdom en macht tussen de patriciërs enerzijds en de rest van de bevolking, de plebejers – waar ons woord plebs vandaan komt – anderzijds. Dit zorgde voor strubbelingen.


Wat de strubbelingen nog groter maakte, was het probleem van de schuldslavernij. Naar Romeins gebruik was het zo dat als iemand schulden had bij iemand anders en deze niet kon betalen, deze persoon net zo lang voor de schuldeiser moest werken tot de schuld was afbetaald. Dit zorgde voor nóg schevere verhoudingen, want wanneer iemand al zijn inkomen moet afstaan aan een ander, is hij niet in staat inkomen te vergaren om zijn familie te onderhouden. Schulden die daarvoor werden gemaakt, leidden tot nieuwe problemen.


Dan was er ook nog het issue dat veel mensen die op deze manier in de problemen kwamen, hierin terechtgekomen waren omdat ze hun stad aan het verdedigen waren in de verschillende oorlogen van de afgelopen tijd. Terwijl de mannen als soldaat weg waren, bleven de rekeningen komen en dit leidde tot schulden. De plebejers, die het leeuwendeel van hen aan de verkeerde kant van de lijn vertegenwoordigden, eisten een oplossing voor dit probleem in de vorm van kwijtschelding van de schulden. De schuldeisers zegen dit alleen niet als een probleem. De houding was dat wie zijn billen brandt, op de blaren moet zitten, óók als het de oorlogshelden van gisteren zijn.


Door de kwestie van schuldslavernij kwamen de groepen tegenover elkaar te staan. Er ontstond een impasse omdat geen van beide groepen water bij de wijn deed en de plebejers zaten op de rand van een opstand tegen de patriciërs. Deze onrust moet de rondte in gegaan zijn, want juist op dit moment werd Rome aangevallen door verschillende omliggende volkeren. De senaat had nu de jongemannen nodig, maar geen enkele plebejer kwam opdagen toen hij werd opgeroepen. Ze staken hun hakken in het zand en weigerden zich te melden om hun stad te verdedigen. De senaat stelde een dictator in om ervoor te zorgen dat dit niet het einde van de podcastserie zou worden. Ze kozen geen hardliner, maar Manlius Valerius, de broer van Publicola, voor deze baan. Valerius haalde het plebs over om voor hem te vechten. Zodra de oorlog voorbij was, zo beloofde hij, zou hij een oplossing verzorgen voor het probleem.


Valerius leidde de Romeinen naar de overwinning. Daarna richtte hij zich op het inlossen van zijn belofte aan de soldaten die voor hem hadden gevochten. In de patricische senaat kreeg hij echter nee op het rekest en zelfs zijn positie als dictator kon daar niets aan veranderen. Teleurgesteld legde hij daarom zijn functie neer en lied zich door het volk naar zijn huis begeleiden. Wat er nu gebeurde, was niet zijn schuld.


Gevolg was dat de soldaten massaal naar een heuvel buiten Rome gingen en daar een versterkt kamp opzetten. Daar bleven ze zitten. Ze deden verder niets, maar ze zaten daar met zijn allen. In de stad brak paniek uit. De plebejers vreesden aanvallen van patriciërs en de patriciërs vreesden onrust omdat er geen leger was. Wat iedereen vreesde was dat andere volkeren erachter zouden komen wat er aan de hand was. Als zij erachter zouden komen dat het leger van de Romeinen aan het staken was, waarom zou dan niet iedereen aanvallen?


De senatoren kregen door dat er wat moest gebeuren om deze patstelling te breken en ze stuurden de plebejer Agrippa Menenius als onderhandelaar naar de heuvel. Menenius vergeleek de staat met het menselijk lichaam. Livius legt hem de volgende woorden in de mond:


In de tijd dat de ledematen van een mens niet, zoals nu, eensgezind waren, maar elk afzonderlijk hun eigen beslissingen namen en hun eigen stem hadden, gebeurde het eens dat de overige lichaamsdelen het een schande vonden dat zij zorgden en zwoegden en slaafden om alles voor de maag bij elkaar te zoeken, terwijl de maag zelf daar maar in het midden zat en niets anders deed dan zich de genietingen laten welgevallen die hem werden verschaft. Daarom smeedden ze een complot: de handen zouden het voedsel niet meer naar de mond brengen, de mond zou niet aannemen wat hem was gegeven e de tanden zouden niet vermalen wat zij ontvingen.


Maar toen ze in hun boosheid de maag door honger wilden temmen, raakten ook de ledematen zelf en het hele lichaam volledig uitgeteerd. Daardoor werd hun duidelijk dat de dienst die de maag verrichtte ook niet mis was, en dat hij niet méér werd gevoed dan zij die hem voedde, door naar elk lichaamsdeel datgene te zenden waardoor wij leven en sterk zijn, gelijkelijk verdeeld over de aderen en verrijkt met het verteerde voedsel: het bloed.”


Met deze merkwaardige vergelijking wist Menenius de plebejers te overtuigen. De soldaten gaven hun staking op en keerden terug naar huis, in afwachting van de oplossing van het probleem.


De patriciërs kwamen niet echt met een directe oplossing van het schuldenprobleem, maar besloten werd dat er twee magistraten dienden te worden gekozen uit de plebejers. De nieuwe magistraten werden de volkstribunen. Patriciërs waren verder uitgesloten van deze positie. De volkstribuun ging met de tijd dienen als een soort plebejische tegenhanger van de consul die altijd patriciër was in deze fase van de Romeinse tijd. Aanvankelijk waren de bevoegdheden van de volkstribuun beperkt tot het vrijlaten van individuele schuldslaven. Later kreeg hij het vetorecht om beslissingen van de consuls tegen te houden en werd het aantal tribunen uitgebreid naar tien. De volkstribuun was verder onschendbaar. Het volk zwoor een eed om een ieder die de volkstribuun aanviel, te doden en die gebeurde verschillende keren.


Aanvankelijk werden de volkstribunen gekozen door de comitia centuriata, net zoals de andere magistraten in de Republiek. Na enige tijd werd een nieuwe volksvergadering ingesteld, de comitia tributa. In tegenstelling tot de comitia centuriata was de comitia tributa geen volksvergadering met een gewogen stemming die gebaseerd was op bezit. Deze vergadering leek meer op die van Romulus, waarin de bevolking in tribus werd verdeeld. Hierdoor was het voor de patriciërs niet mogelijk de verkiezingen te domineren en kon hij zijn naam eer aan doen.


De oplossing die bedacht was, viel niet bij iedere patriciër in even goede aarde. Een belangrijke tegenstander van deze ontwikkeling was Coriolanus, de held van Corioli en patriciër pur sang. Hij voelde zich door de plebejers gepiepeld omdat de volkstribunen tegen hadden geageerd in de campagne voor het consulschap die hij vervolgens verloor. Volgens Plutarchus was Coriolanus niet zozeer incapabel, maar kon hij gewoon niet met mensen omgaan. De heldenstatus was hem naar het hoofd gestegen en Coriolanus liep behoorlijk naast zijn schoenen. Zijn reputatie stortte volkomen in. De volkstribuun Sicinius had wel een handje in zijn val.


Toen kort na de opstand van de plebejers een hongersnood ontstond, wilde Coriolanus de graanvoer naar het volk blokkeren om ze de concessie af te dwingen waar hij op uit was: de plebejers moesten de volkstribunen afzetten en de functie niet meer vervullen. Coriolanus meende volgens Livius dat het al erg genoeg was dat hij onder Tarquinius Superbus had moeten leven en dat het de eer van de patriciërs te na was dat ze nu gebukt zouden moeten gaan onder de volkstribuun.


Dit voorstel werd door de senaat beoordeeld zoals het was: veel te hard. De meeste senatoren zagen in dat dit soort maatregelen alleen maar kwaad bloed zouden zetten bij het volk. Ze hadden net gezien wat er kon gebeuren als ze te ver gingen. De volkstribunen bleven aan en zouden zich ontwikkelen tot een machtige partij voor de rest van de Republikeinse periode. Coriolanus zélf ging in ballingschap.


Hij belandde tussen de Volscii en werd daar met alle égards ontvangen. Langzaam groeide de band tussen de Romeinse generaal en zijn aanvankelijke vijand en Coriolanus had zelf ook een appeltje te schillen met zijn landgenoten. Om die reden ging hij in op het aanbod van de leider van de Volscii, Attius Tullius. Coriolanus besloot voor hem te vechten tegen Rome. Hij behaalde grote overwinningen en begon Rome zelf ook te bedreigen.


De Romeinen zagen het gevaar en stuurden delegaties om Coriolanus ervan af te praten om de stad aan te vallen. Deze delegaties werden weggestuurd. Coriolanus wilde de Romeinen een grote slag toebrengen. Het was pas toen de senaat Coriolanus' moeder Veturia en echtgenote Volumnia stuurde om hem om te praten dat hij overstag ging. Coriolanus en de Romeinen tekenden een vredesverdrag. Dit was het einde van de carrière van Coriolanus. Over zijn leven verschillen de bronnen van mening. Volgens sommigen kwam hij om door een moord toen hij terug was onder de Volscii, maar Livius gaat voor het scenario waarin Coriolanus heel oud wordt en uiteindelijk een natuurlijke dood sterft. De Volscii krijgen nog een aantal stammen samen en vallen Rome aan. De dan regerende consuls weten ze te verslaan.


Het verhaal van Coriolanus illustreert wat er in Rome gebeurt aan het begin van de 5e eeuw voor Christus. De twee standen: patriciërs en plebejers, komen steeds verder uit elkaar te staan en zelfs maatregelen zoals die door Coriolanus voorgesteld werden om de bevolking met honger in het gareel te krijgen, komen naar voren. De Romeinen zaten op een belangrijke T-splitsing in hun geschiedenis. Iedereen had in de gaten dat een tijdbom tikte, maar hoe de problemen rond schuldslavernij en andere rechten voor de plebejers opgelost moesten worden, dat was een open vraag. Coriolanus stond voor de harde lijn, maar de senaat wist ook dat Rome in zou storten als de maag de verteerde voedingstoffen niet meer naar de ledematen zou sturen.


Ik word er zelf ook een beetje moe van om het iedere aflevering wel een keer te moeten zeggen, maar eigenlijk is het verhaal van Coriolanus hoogstwaarschijnlijk niet veel meer dan een legende. Rond de eeuwwisseling kregen de Romeinen te maken met voedselschaarste en hongersnood en juist toen de Romeinen verzwakt waren, vielen de Volscii aan. Zoals we bij Porsenna hebben gezien, hadden de Romeinen er wel een handje in om hele eervolle verhalen te vertellen. Zo waarschijnlijk ook met Coriolanus. Voor een rechtgeaarde Romein moet het moeilijk te verkroppen zijn dat de stad was aangevallen door barbaarse stammen uit de heuvels. De énige manier om dit te kunnen bevatten, is als ze verslagen zouden zijn door één van hen.


Geschiedschrijving in de Romeinse tijd is iets anders dan geschiedschrijving in de 21e eeuw. Waar geschiedschrijving tegenwoordig een wetenschappelijke discipline is, was het voor Romeinen de bedoeling om goede verhalen te vertellen waar iets uit blijkt. Romeinen zijn beter dan anderen, moed is iets typisch Romeins, dat soort dingen. Met name Livius, de belangrijkste bron over deze periode, heeft een handje in dit soort dingen. Verhalen als in de afgelopen afleveringen moet je dan ook met een korreltje zout nemen. Dat maakt ze overigens niet minder interessant. Als Livius ons iets leert, dan is dat het beeld wat in zijn tijd bestond over een periode die voor hen net zo lang geleden is als de Kruistochten voor ons. En wat weten we daarover te vertellen?


Nadat de consuls met hun legers de binnenvallende volkeren uit de bergen hadden verslagen, tekenden verdragen met hen. Interessant is het verdrag dat de Romeinen tekenden met de Hernici. Tweederde van het grondgebied van de Hernici kwam in Romeinse handen. Besloten werd om dit grondgebied te verdelen onder de bevolking. De helft van het gebied ging naar de plebejers en de andere helft naar Latijnse bondgenoten.


De consul Spurius Cassius begon vervolgens met één van de meest delicate kwesties van de Romeinse tijd. Als je bij delicate kwesties denkt aan overvolle verzorgingshuizen of aan de hypotheekrenteaftrek, think again, want we hebben het over landherverdelingen in de Romeinse tijd. Het is één ding om recent vergaarde landbouwgrond aan het plebs te geven, maar Cassius begaf zich op het gebied van het ager publicus, het openbare land. Dit bestond oorspronkelijk uit de bezittingen van de koningen en werd aangevuld met datgene dat de Romeinen veroverden op de vijanden. Deze grond was dus staatsbezit, maar werd vrijwel helemaal uitgebaat door een groep rijke patricische families die daarvoor een kleine vergoeding betaalden aan de staat.


Een deel van dát gebied ging mee in de gulle gift van de consul aan de plebejers en aan de Latijnen. Daar zaten de patriciërs niet op te wachten. Ze hadden al wat in moeten leveren toen de volkstribunen werden ingesteld. Nu zagen ze ook hun grondbezit in rook opgaan. En die Latijnen... een plebejer zou om het hardst huilen om het onrecht dat zijn stand werd aangedaan door de patriciërs, maar denk niet dat zij open stonden voor rechten voor vrouwen, slaven of buitenlanders. Het is eten of gegeten worden en als het erop aankomt, wil je liever eten. We kunnen wel zeggen dat landhervormingen geen walk in the park waren in die tijd.


Uiteindelijk kwamen de hervormingsvoorstellen van Cassius er niet doorheen. Met name het weggeven van land aan de Latijnen bleek een struikelblok. Livius meldt dat de andere consul, Proculus Verginius, zijn veto uitsprak en zich openlijk afvroeg of de Romeinen er met Cassius wel zo veel beter voor stonden dan wanneer ze Coriolanus gekozen zouden hebben. Cassius begon de strijd te verliezen en besloot te proberen de bevolking om te kopen. Dit werkte niet. Sterker nog: dit leek op een poging om koning te worden en dát was niet de bedoeling. Na zijn consulschap werd Cassius ter dood veroordeeld. Het idee dat hij opperde, dat was niet dood. We zullen zien dat landbouwhervormingen in de loop van de republikeinse periode een belangrijke rol blijven spelen.


Ook de andere strubbelingen tussen de patriciërs en de plebejers bleven doorgaan, zeker ook omdat sommige consuls het niet zo nauw namen met hun beloften de buit van oorlogen te verdelen. Over twee weken kijken we verder in het conflict tussen de patriciërs en de plebejers dat Rome in haar greep kreeg.